Als er slechts enkele namen van kunstenaars zouden moeten worden onthouden, is de kans groot dat die van Vincent van Gogh steeds opnieuw zou opduiken. En terecht: zowel zijn turbulente leven als zijn schitterende oeuvre laten een onuitwisbare indruk achter!
Vincent Willem van Gogh wordt geboren in Groot-Zundert. Hij is de oudste zoon van dominee Théodorus van Gogh en Anna Cornelia van Gogh-Carbentus. Later volgen zijn broers en zussen: Anna (1855), Théo (1857), Elisabeth (1859), Willemien (1862) en Cor (1867).
Via zijn familie krijgt hij een baan bij kunsthandel Goupil & Cie in Den Haag. Later wordt hij overgeplaatst naar de filialen in Parijs en Londen.
Na zijn ontslag bij Goupil & Cie werkt hij als hulponderwijzer en hulp-predikant in Engeland. Terug in Nederland werkt hij als boekhandelbediende en studeert theologie in Amsterdam.
Hij stopt met zijn studies en wordt toegelaten tot een proefperiode van drie maanden in een evangelistentraining in Laken (bij Brussel). Nadat hij geen definitieve toelating krijgt, vertrekt hij naar de Borinage om de mijnwerkers te evangeliseren.
Op 1 februari wordt hij voor zes maanden aangesteld als lekenpredikant in Wasmes, maar zijn aanstelling wordt niet verlengd. Vervolgens verhuist hij naar Cuesmes, waar hij als vrijwillig predikant werkt. Zijn relatie met zijn familie verslechtert, hij verwaarloost zichzelf en raakt in een depressie.
Op advies van Théo besluit Vincent kunstenaar te worden. Hij kopieert prenten van Jean-François Millet en illustraties uit de tekenmethode van Charles Bargue. In oktober verhuist hij naar Brussel, waar hij tekenlessen volgt aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten.
Théo wordt directeur van het Parijse filiaal van Goupil & Cie aan de Boulevard Montmartre en ondersteunt financieel Vincent. In ruil daarvoor stuurt Vincent hem zijn kunstwerken. Hij experimenteert met verschillende grafische materialen en begint te schilderen. Hij portretteert het boerenleven in talloze studies. De Aardappeleters is zijn eerste grote figuurstudie.
Na een korte periode aan de academie van Antwerpen vertrekt Vincent in maart 1886 naar Parijs. Hij woont bij Théo en volgt enkele maanden les in het atelier van Fernand Cormon. De kennismaking met impressionistische en neo-impressionistische werken en Japanse prenten verandert zijn kleurgebruik en schilderstijl drastisch.
In februari reist Van Gogh naar Arles op zoek naar "lucht en licht". Zijn schilderstijl bereikt hier zijn volle rijpheid. In oktober komt Paul Gauguin bij hem wonen in het Gele Huis. Hun botsende persoonlijkheden en artistieke visies leiden tot spanningen. Eind december krijgt Van Gogh een zenuwinzinking; in een vlaag van verstandsverbijstering snijdt hij een stuk van zijn oor af.
Na meerdere aanvallen laat Van Gogh zich opnemen in de inrichting Saint-Paul-de-Mausole, nabij Saint-Rémy. Tijdens zijn heldere momenten blijft hij schilderen en tekenen. Zijn stijl wordt dynamischer, zijn kleurenpalet zachter.
In mei verhuist hij naar Auvers-sur-Oise, nabij Parijs, waar hij zich toelegt op nieuwe stilistische en kleurtechnische experimenten. Op 27 juli schiet hij zichzelf in de borst. Twee dagen later overlijdt hij aan zijn verwondingen, met Théo aan zijn zijde. Hij wordt begraven in Auvers.
